17-02-2014

De krantenhel

Afbeelding: www.dailymail.co.uk

"Heej, je moet krantenlopen!", schreeuwt een donkere man tegen me. Versuft open ik mijn ogen. Het eerste wat ik zie zijn de rode ogen van de man, die tegen me schreeuwde. "Ddddd-dit klopt niet", stamel ik. "Jawel!", snauwt de man me toe en hij duwt een grote stapel kranten in mijn handen. "Lucifer zal je wel laten zien, waar je moet zijn." Hij wenkt een kleine man, met carnavalshoorntjes op zijn hoofd. "Is het carnaval?", vraag ik me verbaasd af. Ik kan het me niet herinneren. Het laatste wat ik me kan herinneren is dat ik in het ziekenhuis lag en te horen kreeg dat ik terminale kanker had. Kanker in het laatste stadium. Lang zou ik niet meer te leven hebben. Maar waar ben ik nu?

"Waar ben ik?", vraag ik aan Lucifer. De zin komt er piepend uit. "In de krantenhel", grijnst Lucifer. "Oh, het is een droom", denk ik opgelucht. Twee maanden geleden ben ik al gestopt met krantenlopen en daar ben ik maar al te blij mee. Het was echt een hel! De krantendistributeur gaf heel vaak te weinig kranten, waardoor ik voor één huis geen krant had en dan gingen die mensen zeuren…

Nog volop in gedachten verzonken over mijn leven als krantenmeisje voelde ik ineens de ijskoude, glibberige hand om mijn nek. Die hand knelde mijn nek steeds meer, totdat ik bijna stikte. Toen voelde ik ineens de grond onder me wegzakken. We vlogen! Maar in plaats van huizen en bomen, zag ik hoge vlammen. De hoge vlammen raasden steeds sneller voorbij. We gingen steeds sneller en sneller. Op een gegeven moment stopten we hoog in de lucht.

"Nou, veel plezier nog hè", zei Lucifer. Het volgende moment viel ik met een harde bonk op de grond. "Auuuuu!" schreeuwde ik. Het was zo heet. Het leek wel alsof ik op een vuur gesprongen was. "Dat doet pijn", dacht ik hardop. “Oh, het is zeker je eerste keer, klein krantenmeisje”, hoonde een stem. "Jjj-ja", zei ik angstig. "Nou dan moet je maar beginnen", zei de stem, die nergens vandaan kwam. Want hoe goed ik ook keek nergens zag ik een wezen. "Maar waar zijn de huizen", vroeg ik, maar het volgende moment zag ik het al. Er waren hier huizen van vuur! “Moet ik daarheen gaan?”, dacht ik angstig. Ik was altijd al bang geweest voor vuur. Ik haatte vuur. Maar ik moest er wel heen, besefte ik toen ik als het ware naar het vuurhuis werd getrokken. Het leek wel op een hand, die me bij mijn nekvel pakte en naar het huis sleurde. Bij het huis duwde ik een krant in de brievenbus, maar voordat ik de krant goed had aangeduwd werd ik alweer naar het volgende huis getrokken. Dat zullen de abonnees niet zo fijn vinden, wist ik. Als ik bij regen de kranten niet goed doorduwde, werden ze nat en kreeg ik klagen; nu met dat vuur zouden de kranten gaan verkolen en zouden ze ook gaan klagen. Ik wist het en de gedachte eraan maakte me boos. Ik wilde helemaal geen klachten! Ik kon echter gewoon niet anders. Bij geen enkel huis lukte het me om de krant goed door te duwen.

Ik werd naar een huis gesleurd, duwde een krant erin en werd al naar het volgende huis getrokken, voordat ik het eenmaal goed doorhad. Zo ging het huis, na huis en huis na huis. Bij tientallen huizen, nee misschien wel honderden huizen, duwde ik een krant in de bus. Het waren echt ontzettend veel huizen, maar het leek wel alsof de stapel kranten in mijn handen niet kleiner werd. "Hoeveel huizen moet ik nog?", vroeg ik paniekerig. Ik wilde zo snel mogelijk klaar zijn, want dan kon ik weer lekker gaan slapen in mijn mooie ziekenhuisbed. "Nooit! Nóóit", lachte de stem. "Waarom niet?", vroeg ik bijna in tranen. "HAHAHAHA!" lachte de stem steeds luider en luider. "Dit is de krantenhel!!", bulderde de stem op het laatst.

Kleine Claudia, 01-09 2007

Uw beoordeling van dit artikel:
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
Poll Maker

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Heeft u vragen en/of toevoegingen, laat dan hier een reactie achter: